Taalontwikkeling

In de eerste helft van zijn derde levensjaar leert je kind al zo’n twee- tot driehonderd woorden kennen en zal hij tweewoordzinnetjes gaan gebruiken. Je kunt dus al een echt gesprekje met hem voeren. Aan het eind van het derde levensjaar kent je kind rond de duizend woorden en leert hij meer woordjes in een zin te gebruiken.

Ook al kent je kind vrij veel woorden, hij zal ze nog niet allemaal goed kunnen uitspreken. De ’r’ blijft een lastige klank, en ook samengestelde klanken (s-ch-aar bijvoorbeeld) zullen moeite kosten. Het is goed om in dit jaar te stoppen met het speengebruik, als je kind een speen heeft. Dat is beter voor de spieren in zijn mond en dus voor de spraak. Is je kind erg verknocht aan zijn speen, lees dan hier hoe je hem er toch vanaf krijgt.

In deze fase leert je kind om het woordje ’wat’ te gebruiken als hij een vraag stelt, en leert hij de betekenis van het woord ’ik’. Hij zal dan niet langer ’Tim hebben’ zeggen, maar ’ik hebben’. Lidwoorden laten de meeste kinderen van deze leeftijd nog weg, maar ze leren al wel steeds beter de regels van taal te begrijpen. Zo zal een kind het woordje ’niet’ zo rond zijn derde verjaardag op de juiste plaats in de zin gebruiken. Doordat je kind steeds meer van taal begrijpt, zal hij er ook steeds creatiever mee worden. Het is leuk om te horen is hoe kinderen proberen een meervoud te maken, of een werkwoord te vervoegen. ’Kijk, tee auto-en!’ (Kijk, twee auto’s) of ’Met oma mee-geloopt’ (Met oma meegelopen). Dat dat nog vaak fout gaat, is helemaal niet erg: oefening baart kunst!